Het eind van de Koude Oorlog


E
ind jaren '80, begin jaren '90 kwam toch nog, onverwacht door velen in het Westen, de instorting van de communistische regimes in Oost-Europa. Min of meer economisch aan de grond en al lang niet meer gelegitimeerd door hun burgers, kwam het tot een spectaculair einde aan de Sovjet overheersing van Oost-Europa.

In Polen ontstond eind jaren '70 het vrije vakverbond Solidariteit dat de aanzet gaf tot de afkalving van de macht van het Poolse communistische regime. Eind 1989 stortte de DDR in na het in grote getale uitreizen van haar burgers via Hongarije en massademonstraties in alle belangrijke Oost-Duitse steden. De Muur viel en niet veel later werden beide Duitse staten, met toestemming van de vier vroegere bezettingsmachten, weer één land.
Andere Oost-Europese landen volgden met het op vreedzame wijze afzetten van hun communistische machtshebbers. Tenslotte stortte ook de Sovjet Unie in en hief zichzelf in 1991 op. De kaart van Europa werd grondig gewijzigd.

De muur gaat open (foto: Robert Roeske)
 

Het IJzeren Gordijn was verdwenen. De Sovjets, die grote aantallen militairen in Oost-Duitsland en andere Warschaupactlanden gelegerd hadden, trokken deze terug. Het Warschaupact werd opgeheven, geen van de voormalige vazalstaten wilde de militaire band met de voormalige “vriend’ en bezetter handhaven.
Via verdragen met het Westen werden troepen- en materieelreducties afgesproken. Het was nu mogelijk veel geld op defensie te besparen. De opbrengsten hiervan worden als vredesdividend omschreven.



Ook in Nederland moest veel veranderen. Er was geen groot (dienstplichtig) leger meer nodig. Een kleiner leger werd in de politiek wenselijk geacht. Een leger dat beter toegesneden zou zijn voor optreden in kleinere conflicten en bij humanitaire rampen, uiteraard in samenwerking met bondgenoten. Defensie vond een nieuwe missie in de rommelige wereld van na de Koude Oorlog.
Dienstplichtigen waren voor het optreden in die conflicten een hinderpaal. Volgens de Dienstplichtwet  kunnen zij alleen vrijwillig buiten Nederlands- en bondgenootschappelijk grondgebied ingezet worden. Defensieminister Relus ter Beek hakte de knoop door: de Landmacht kromp, reorganiseerde en vormde zich om tot beroepsleger, dus zonder verdere inbreng van dienstplichtigen. Hiertoe werd de opkomstplicht opgeschort (de dienstplicht bestaat tot de dag van vandaag nog steeds).

Een kleiner leger heeft minder infrastructuur zoals kazernes, mobcomplexen en oefenterreinen nodig. Dit kwam mooi uit want met de verkoop hiervan kwam geld vrij dat voor de ombouw en uitrusting van het beroepsleger gebruikt kon worden. Het was zelfs noodzaak want politiek Den Haag wilde steeds minder geld aan defensie uitgeven. Niet alleen onroerend goed, ook grote hoeveelheden materieel werden in de jaren '90 soms tegen bodemprijzen verkocht.
Ook na deze tijd zou het proces van krimp niet stoppen. Anno 2012 en 2013 worden er onder druk van slechte economische omstandigheden en bezuinigingen, eenheden opgeheven, materieel verkocht en kazernes afgestoten.